ongepubliceerde gedichten
Gedichten uit de literaire nalatenschap die niet gepubliceerd zijn in Verzamelde gedichten of Onverzameld werk. Hier in handschrift of typoscript:
Zolang je maar met je lichaam leeft
Klimduin (Hoe mooi de schaduwen van blad op blad)
Zodra ik denk wat mij moest overkomen
Je hebt een fundamenteel vertouwen in de ander
Bergbeklimmer bij zonsondergang
Doek (Meester van het Berger Maanlandschap)
Zwanenpaar (Voel je het zwanenpaar)
(Toevallig) verdiepen wat niet te herstellen moet zijn
Landschap (De lucht is kaal of er)
Ik ben vandaag heel bang geworden
Park (De lompen staan terecht, het zijn de bomen)
Wind (Op zoek naar wind steekt wind)
Vis (Door natte stilte onder water)
Boom in knop bij zonsondergang
Boom ('t Belde telkens in haar)
Nacht (Ik zie de rimpels van het water in)
Ik vatte je woorden in tekens samen
Minder en leger - vraag naar antwoord
Zwaan (Al wat ik schrijf: de druppels die)
Oeuvre (Het ik herneemt zijn rechten)
Klacht (Sommige patiënten onttrekken zich door genezing aan elke)
Kern van gedragen vlees (=Been)
Rook (Ik heb in lang niet aan die rook gedacht)
Definitie (Het leven is niet beter)
Snelle atalanten, en het vosje
Rook (Ik heb in lang niet aan die rook gedacht)
Een binnenzak, een pen vol oude inkt
Paar (Zij zijn de verstrengelden)
Bij een gestoord stoplicht buiten
En alle zomers welken in hun zwijgen
Soms vliegt een zwaan laag over water
Bij een gestoord stoplicht buiten
Wat eraan schort zet remmen (in haar) aan
Achter de kust (Er is voortdurend wind, wind door het dorre blad)
Ontmoeting tussen stekelvarken en O.L.H. beestje
Misschien begluurt de waterval de zee?
Ik leef temidden van de mensen
Closed (Als iemand 'hermetisch' was dan was Jan het)
Tot geen vergeten ooit in staat
Briefje (Je bent een varken en je doet een poep)
Overal bedachte wolken in het gras
Havenbuurt nieuw leven ingeblazen
Tegen de tijd dat kultuur ten onder gaat stelt men haar
Slak (Op weg naar melk, zijn gras, zijn dood)
Kleingebleven dorst, dor, droog
Slak (Zijn roeping is zijn huisje)
Kale boom (Water gaf zich aan de wortels)
In hoop is ook dat uur geschikt
Ik versta niet wat ik zou kunnen verstaan
Hij die aanwezig is in wat ik schreef
Aan zee (Ik zie de bomen tot het water)
Hij die aanwezig is in wat ik schreef
Haan (Omdat hij van het leven nog iets had)
Slak (Op weg naar melk, zijn gras, zijn dood)
Dialoog (Ik ben wel de grootste)
Blad (Het ruisen ruist van ruisen het verschil)
Blad (Het ruisen ruist van ruisen het verschil)
Tak (Hij biedt zich gracieus als tak)
Invitatie (Ik hou een onaannemelijk bosje voor je open)
Lente (Alsof er niets gebeurd is)
Ars poetica (Uit wat weerkaatst, uit wat wegdrijft)
Zwaan (Waait water bloot, geen bries stoort wie in veren)
Portret (Wie nooit van iemand is)
Zwaan (Gelukkig is wie dicht en opgesloten zich)
Lieden in hoop te onderhouden is beleefdheid, zich op hun
Portret (Wie nooit van iemand is)
Jan vander Keere, toen een gouddraadtrekker
Zee (Ik ging weer naar de zee)
Dialoog (Het zegt meer over haar karakter dan over de wetmatigheid van)
Hij bracht er niets van terecht
Wie vragend zit en niet in rouw
Oktober (De dauw is schenker van de zon)
Als ik maar mag alleen zijn uit hun volte
Oktober (Vlierbessen handenvol)
Posthommel (Nest drie, dat is toch hier?)
Wind (Op zoek naar wind steekt wind)
Oktober (De dauw is schenker van de zon)
Mij lijk ik, als ik denk aan het bos
Posthommel (U had toch een nest besteld?)
Waar 't kind eens liep vlokt langs de zee
Oktober (De dauw is schenker van de zon)
Lot (Zo dicht verga ik liever dan ik eet)
De winter legt zich heimelijk naast ons neer
Lot (Zo dicht verga ik liever dan ik eet)
Tegenslag, hoe verlies ik die?
Inslapen (De oude gaat weer slapen)
Landschap (Er staat een stijve zon op wind)
Rook (De muzikaal aaneengeregen zin)
Huisjesslak (Op weg om uit te gaan bedacht)
Vroeg (Dun kraait een haan tegen de dichte mist)
Landschap (Er staat een stijve zon op wind)
Huisjesslak (Met moeite ooit op wandelen)
Paar (Wat wij ook doen of zijn)
Ik versta niet wat ik zou kunnen verstaan
Avond (De avond vangt de schaduw van de bomen)
Invitatie (Ik hou een onaannemelijk bosje voor je open)
Kust (Een schitterend vermanend wit)
Andere kunst kan er vaak zonder, alleen gedichten ontlenen
Verzoek aan de natuur en weer teruggenomen
Oud zegt de stilte zegt dat het mooi was
Slaap draagt mij naar de overkant
Zwanendrift (We blijven jong in oud verpakt)
Was zij van mij, ik zou haar ontrouw meebeleven
Buiten (Een huis omruist door bomen)
Wolken (Waar ik de regels en het schrift)
Toilet (Ik zit hier op omgevallen stenen)
Lente (Droom van een veld groen)
Wolken (Waar ik de regels en het schrift)
Gras (Gras is een huid van groen)
Maan (Buitenstaander boven ruwe zee)
Door dicht bos zwijgend gespeelde
Hier zet het licht zo nuchter in
Genie dat is de kunst om oproer rustig aan te zeggen
Hem is het lief wat afbreuk doet
Het in de roze kou van de zonsopgang vliegen
Wind ruwt de wind, zijn val polijst
Zegt niet de meester de meester
Landschap (Waar deze boom ontspringt)
Bomen (Hun schors houdt ze omvat, hun hout)
Bomen (Hun schors houdt ze omvat, hun hout)
Wie het weet mag het zegge ...
In ze verkrampt verdrinkt de adem van
Wolken (Waar ik de regels en het schrift)
Hier waait de regen los, de wind
Op een op mijn hoed gevallen rups
Toilet (De rimpel die het water kleedt)
De beesten bezig horen in het water
Er leeft zo dicht en over zich gebogen
Uitzicht (Het stelt gerust, een wolk in het blauw te weten)
Sprinkhaan (Wie niet weet waar hij belandt)
Sprinkhaan (Wie niet weet waar hij belandt)
Wat zien wij als wij vogels zien
Kort rilt hij in zijn veren om
Uitzicht (Het stelt gerust, een wolk in het blauw te weten)
Er sloeg een schaduw in mij neer
Variant (Sta ik wanhopig stil)
Zoals een huid past om een huis
Voorjaar (Het krijgen van blad)
Zoals een huid past om een huis
Zoals een huid past om een huis
Bomen (Alle wind is beeldspraak van hun zwijgen)
Licht (Wat duidelijk zichtbaar maakt)
Gras (Ik zie het gras door wind bewogen buigen)
Graf te B. (Waar eens een regel struikjes stond)
Gras (Ik zie het gras door wind bewogen buigen)
Definitie (Geluk is geen verlies)
Een grammofoonplaat van slootwater
Ik (K. beraamt een moord op I.)
Lente (Alsof er niets gebeurd is)
Zwanen (De witte pauwen van het water werpen)
Zwanen (De witte pauwen van het water werpen)
Kust (De rotsen riepen luid, van ver)
Zwanen (De witte pauwen van het water werpen)
Er sloeg een schaduw in mij neer
Eenden in de hondsdagen op weg naar nachtrust
Genie dat is de kunst om oproer rustig aan te zeggen
Eenden in de hondsdagen op weg naar nachtrust
Kust (De rotsen riepen luid, van ver)
Slaap (Ik wil een man die in mij woont)
Slaap (Ik wil een man die in mij woont)
Het kuiken beeldt zich veldheer in
Het kuiken beeldt zich veldheer in
Dit is het zwarte hout van eiken
Toen nog de grond, toen nog de bodem
Het kuiken beeldt zich veldheer in
Bij een gestoord stoplicht buiten
Op weg (Naar opgewonden stippen)
Zwanen op zoek naar water zonder ijs
En alle zomers welken in hun zwijgen
Eenden in de hondsdagen op weg naar nachtrust
Muur (Het was het gras gelukt)
Het kuiken beeldt zich veldheer in
Vis (Door natte stilte onder water)
Geen tijd voor uw geschiedenis
Het kuiken beeldt zich veldheer in
Het ritselt door de heesters en
Het kuiken beeldt zich veldheer in
Paar (Zij zijn de verstrengelden)
Komt wie hoonriep mij verlangen?
Het kuiken beeldt zich veldheer in
Uil (Ik hoor een uil verborgen in)
Uil (Ik hoor een uil verborgen in)
En alle zomers welken in haar zwijgen
Sprinkhaan (De sprinkhaan op mijn hand vindt eindelijk)
Toilet (Hij klemt het water tegen)
Diep in het veld tast het, het buigt
Genie dat is de kunst om oproer rustig aan te zeggen
Ik heb vooral voor zijn geweten
Zou ik liegen om in je broek te komen?
Het essentiële doet zwijgen - wat er niet toe doet vuurt
Kust (De rotsen riepen luid, van ver)
Langs negatieve weg mensenvriend worden: graag zijn waar
Verlies (Is dit de keerzij van het klein moment)
Kort rilt hij in zijn veren om
Portret (Een hark met veel spanning)
Dit is het zwarte hout van eiken
Zoon (Het was een avond tussen)
Vrede (Huiswaarts naar de strijd)
Park (Bloei beproeft de bomen)
Muur (Het was het gras gelukt)
Ze hebben mij verdreven uit de wolken
Blad (Ik ben waar ik onzichtbaar ben)
De maan al op, de zon niet onder
Alle verdriet dat ik als kinderbrand ontstak
Portret (Geen kunstgebeurtenis, geen ragfijn kant)
De maan al op, de zon niet onder
Zwanenpaar (Voel je het zwanenpaar)
Zwaan (Al wat ik schrijf: de druppels die)
Water (Water leeft in het voortdurend)
Lente (Alsof er niets gebeurd is)
Water (Water valt in alle gaten)
Wat komt er over de wereldzeeën?
Najaar (Niemand is nog het meest gezicht)
Gomperts ontkent het vriendenpaar: condoleert niet
Diep in het veld tast het, het buigt
Kale boom (En zonder ruisen rust)
Kale boom (En zonder ruisen rust)
Uit de hoogste wilg liet de eend zich
Element (Het water in zijn krimpen troost)
Grafschrift (Hier slaapt wie zich zijn slaap herinnert)
Vis (Door natte stilte onder water)
Ars poetica (Hoe ook bevestigd aan)
Vis (Door natte stilte onder water)
Terug (Alles is er zo het was)
Ik heb vooral voor zijn geweten
Zonneklaar zie ik allengerhand
Licht (Wat duidelijk zichtbaar maakt)
Snelle atalanten, en het vosje
Bomenstichting (Maar dr. M.H.J. Schoenmaekers kon..)
Zij is een hert dat drinken ging
Het ritselt door de heesters en
Water (Het water biedt het beste uitzicht op het weer)
Landschap (Ach, zie, de kranen grijpen haast ...)
Tot geen vergeten ooit in staat
Paar (Zij zijn de verstrengelden)
Water (Het water biedt het beste uitzicht op het weer)
't Geluk tussen voor- en najaar
Paar (Zij zijn de verstrengelden)
Kort rilt hij in zijn veren om
Waar 't kind eens liep vlokt langs de zee
Wij zijn door het bot geleiden
Kort rilt hij in zijn veren om
De zon stak aan de lucht zichzelf in brand
Muur (Schaduw die van de armen is)
Graf te B. (Waar eens een regel struikjes stond)
Sloot (Waar je zien kan dat het regent)
Muur (Schaduw die van de armen is)
Water (Het water waar de oever eindigt)
Muur (Schaduw die van de armen is)
Wat eraan schort zet remmen (in haar) aan
Water (Het water waar de oever eindigt)
Je identificeert je met iemand die bepaalde dingen heeft
Slaap (Ik ben een lelie en ik slaap)
Lieden in hoop te onderhouden is beleefdheid, zich op hun
Muur (Het was het gras gelukt)
Plateelschildersmodel rond 1900
Vanochtend rees in bed een grote beuk
Plateelschildersmodel rond 1900
Zomeravond (Wij waren lang en sprakeloos tezamen)
Ontmoeting tussen stekelvarken en O.L.H. beestje
Plateelschildersmodel rond 1900
Plateelschildersmodel rond 1900
Plateelschildersmodel rond 1900
Diep in het veld tast het, het buigt
Kale boom (En zonder ruisen rust)
Kale boom (En zonder ruisen rust)
Er is van zijn dood niet veel meer over
Het licht zo donker letterlijk
Sprookje (Waar is het meisje dat met rappe hand)
Sprookje (De zee is tot de kim bedekt met rozen)
Als ik maar mag alleen zijn uit hun volte
Tot mijzelf die mij om medewerking verzoekt
Een grammofoonplaat van slootwater
Het is zo stil als in de nacht
Sloot (Er zwemt een vis met een gezicht)
Het is zo stil als in de nacht
Terug (Eenden staan na je dood)
Maan (Na de laatste illusie breekt)
Closed (Als iemand 'hermetisch' was dan was Jan het)
Er is een hang er weer te zijn
Zes kunsthistoriese vrouwen-portretten
Terug (Eenden staan na je dood)
Vogel (Hij tilt zich op zijn vleugels)
Briefje (Je bent een varken en je doet een poep)
Kale boom (Water gaf zich aan de wortels)
Vogel (Hij tilt zich op zijn vleugels)
Havenbuurt nieuw leven ingeblazen
Vogel (Hij tilt zich op zijn vleugels)
Vogel (Hij tilt zich op zijn vleugels)
Portret (Wat zij tekort kwam zuigt zij op)
Wie het weet mag het zegge ...
Blad (De wind houdt blad in zijn gekrulde leest)
Dag (De dag die alle dag te boven gaat)
Op een op mijn hoed gevallen rups
De winter legt zich heimelijk naast ons neer
Maaltijd (Dien opgemaakt, versierd)
Ultiem (Hij houdt van grond als laatste woord)
Vlieg (Minder geschikt om uit te rusten)
Vlieg (Minder geschikt om uit te rusten)
Oud (In wachtlokalen postgevat)
Vlieg (Minder geschikt om uit te rusten)
Alleen wat snel zijn loop neemt tussen zuchten
Grafschrift (Hier slaapt wie zich zijn slaap herinnert)
De zon stak aan de lucht zichzelf in brand
Erf (Het herinneren maakt moe)
De zon stak aan de lucht zichzelf in brand
Verleden geven aan de toekomst
Bomen (Alle wind is beeldspraak van hun zwijgen)
Het vieze riviertje grijs als zijn leven
Gras (Een heel klein landschap struiken rol je in een vloeitje)
Zoon (Het was een avond tussen)
Vrede (Met welke bedoelingen komen zij?)
Licht (Wat duidelijk zichtbaar maakt)
De zee (De dichter reikt zover hij kan)
Licht (Wat duidelijk zichtbaar maakt)
Blad (Ik ben waar ik onzichtbaar ben)
Ik ben vandaag heel bang geworden
Niets is zozeer van jou als sex
Het water grijpt zijn verste golven aan
Water (Water leeft in het voortdurend)
Autolicht over nachtelijk gras
Het water grijpt zijn verste golven aan
Ars poetica (Even zorgzaam voor wat glimmen moet als behoedzaam)
Water (Water leeft in het voortdurend)
Autolicht over nachtelijk gras
De zee (De dichter reikt zover hij kan)
Najaar (Niemand is nog het meest gezicht)
In hun diepste dromen verzonken
De zee (Er is geen oog of het reikt zover het kan)
Ontmoeting (Een grondmonster in relatie brengen met een negatieve waterspanning)
De zon stak aan de lucht zichzelf in brand
Rook (Ik heb in lang niet aan die rook gedacht)
Graf te B. (Waar eens een regel struikjes stond)
Rook (Ik heb in lang niet aan die rook gedacht)
Graf te B. (Waar eens een regel struikjes stond)
Zwanen (Hun poten rusten in waar het nooit waait)
Misschien is het niet beter niet te eten
Zwaan (Al wat ik schrijf: de druppels die)
Droom (Ik zit op de verkoping)
Je hebt de filosofen en de praktische werkers
Vanochtend rees in bed een grote beuk
Heremiet (Ik stel er een eer in)
Een binnenzak, een pen vol oude inkt
Water (De druppels slaan hun wielen in de sloot)
Kale boom (En zonder ruisen rust)
Kale boom (En zonder ruisen rust)
Zijn krachten groeiden onder het gaan
Geen tijd voor uw geschiedenis
Komt wie hoonriep mij verlangen?
Angst, woede en het fijnzinnigste wordt
Tot mijzelf die mij om medewerking verzoekt
Je schrijft zodra je niet krijgt wat je wenst
Sprinkhaan (De sprinkhaan op mijn hand vindt eindelijk)
Je moet er haar maar niks van zeggen
Tot mijzelf die mij om medewerking verzoekt
Je moet er haar maar niks van zeggen
Therapie van de overbezorgde voor anderen
Het is zo stil als in de nacht
God wees mij af: ik was te mooi
Je lippen bracht je bij de kaars
Bij een dode moeder achter glas
U.S.S.R. (Alleen bij ons kan je de doodstraf krijgen voor poëzie)
Kale boom (Water gaf zich aan de wortels)
In hoop is ook dat uur geschikt
Tuin tegen water aan (Hij leest, hij leest grieks terwijl hij vist)
Landschap (Er staat een stijve zon op wind)
Verlies (Is dit de keerzij van het klein moment)
Landschap (Er staat een stijve zon op wind)
Het kuiken beeldt zich veldheer in
Maaltijd (Het porceleinen uur brak op mijn bord te tollen aan)
Hij die aanwezig is in wat ik schreef
Hij die aanwezig is in wat ik schreef
Even vluchtig als het leven zijn de woorden
Wolken (Waar ik de regels en het schrift)
Hij die aanwezig is in wat ik schreef
Alle verdriet dat ik als kinderbrand ontstak
Kreatie als oorzaak van eeuwige onmin
De bomen blaffen een kras in het landschap
Zwaartekracht, naar links, naar rechts
Zoon (Zij hielden er strikt de hand aan)
Ik ben, nu ik je angst goed zie
Symbiose (Samenleving van ongelijksoortige organismen tot)
Stervende over hulpbehoevende bezoekster
Ultiem (Het sterft in praten achteraf)
Haan (Omdat hij van het leven nog iets had)
Aanbieding (Zoeklicht per strekkende meter)
Het heeft geen zin je te vergeten
Vlinder (Pauwogige vlinder opgezweept)
Tijd (Tijdens het 'lang zal hij leven' kijkt de jubilaris op zijn)
Hoofdstukken uit de wereldgeschiedenis
Tak (Hij biedt zich gracieus als tak)
Uitzicht (Twee vogels vliegen in de lucht)
Zonneklaar zie ik allengerhand
Ars poetica (Uit wat weerkaatst, uit wat wegdrijft)
Hij kon bij mij als spel beleven wat hem ernst was
Portret (Wie nooit van iemand is)
Zij is een hert dat drinken ging
Portret (Wie nooit van iemand is)